Door Ben Eggermont
Wilco Stronks veelzijdig muzikaal talent die in 2019 al 30 jaar alleen met muziek zijn brood weet te verdienen. Een terugblik op wat is geweest en een vooruitblik op wat nog komen gaat.
Je zit nu bijna 30 jaar in het vak. Wat maakt het zo boeiend dat je het na al die jaren hebt volgehouden?
„Omdat muziek mijn verbindende factor is. Met muziek kan ik mezelf blij maken, maar ik kan daarmee ook andere mensen blij maken. Ik heb heel veel verschillende dingen gedaan in de muziek. In het begin heb ik wat meer lesgegeven, dat doe ik nu bijna niet meer. Ik heb met rockbandjes gespeeld toen ik jonger was. Vanaf mijn vijftiende ben ik al koren aan het begeleiden en 20 jaar geleden dacht ik, ik ga er zelf voorstaan. Koren zijn inmiddels mijn ‘corebusiness’ geworden. Twee jaar on tour geweest met Jos Brink met een musical Zzinderella. Een dubbelverhaal met heel veel verkleedpartijen, je had soms kledingwissels van 15 seconden. Van Jos heb ik veel geleerd, sowieso veel discipline, je moet er elke avond staan en niet verzaken. Soms deed ik wel eens een introotje net iets anders, dan kreeg ik altijd op mijn kop. Na 2 jaar dacht ik; dat wil ik niet de rest van mijn leven gaan doen. Het leuke ervan was wel dat ik twee weken in Carré heb gestaan en ik heb bijna alle grote theaters van Nederland gezien. Leerzaam en heel leuk om meegemaakt te hebben. Omdat het zo gevarieerd is, blijft het spannend en interessant.”
„ Twee jaar on tour geweest met Jos Brink met een musical Zzinderella”
Welke discipline, je beoefent er vele, ligt je het meest aan het hart?
„Ik haal veel voldoening uit wat ik nu doe met de koren. Ik moet wel altijd dingen doen die ik leuk vind. Ik houd van koren en ik houd van zingen, maar de reden dat ik de muziek in gegaan ben, is omdat ik graag liedjes wil schrijven. Ik doe het de laatste tijd wat minder. Mijn laatste twee grote projecten waren de Giro CD en een eigen single Florence op de tekst van Jan-Simon Minkema. Het enige nadeel is dat het liedjes schrijven en ze dan uitbrengen op CD mij geld kost, met alle andere dingen die ik doe kan de huur betalen en de dingen die je nodig hebt. Het is echt moeilijk om van het schrijven van liedjes te leven. Een CD maken kost meer dan het opbrengt, het is een soort artistieke bevrediging. Bijvoorbeeld het album ‘Er gaat een lied door mijn straat’ heeft me € 20.000 gekost. Toen ik in 1984 naar het conservatorium ging bestond er nog geen afdeling Songwriting, er bestond alleen Filmmuziek componeren en dat vond ik dan weer te zwaar.”
„Een CD maken kost meer dan het opbrengt, het is een soort artistieke bevrediging”
Wanneer ontdekte je dat muziek de passie van je leven zou worden?
„Ik weet wel dat mijn ouders al zeiden dat ik als kind al head-bangend bij de platenspeler zat, je zou zeggen – het zat er van jongs af aan al in. Ik draaide heel veel plaatjes en was ook al heel erg met radio bezig en dat doe ik nog steeds als hobby bij RTV Apeldoorn. Ik had dat ook wel willen combineren met de journalistiek. Radio is meer op stem gericht en interviewen mag ik graag doen.”
Hoe en waar heb je al je kennis en kunde opgegaan?
„Ik heb gewoon de muziekschool in Doetinchem gedaan. Wel een vooruitstrevende school met een gedegen vooropleidingstraject. Je kreeg extra les en elke twee maanden was er een voorspeelmiddag voor een docentengroep. In HAVO 5 kwam ik er pas achter dat ik echt verder wilde in de muziek en naar het conservatorium wilde, dat is eigenlijk vrij laat. Eerst nog maar even mijn VWO gedaan omdat ik teveel bezig was met andere dingen. Dat gaf me ruimte om me goed voor te bereiden op toelating tot het conservatorium. In 1984 naar het conservatorium in Utrecht in de richting Elektronisch orgel, dit gecombineerd met een tweejarige opleiding aan het conservatorium in Rotterdam om ook in aanraking te komen met synthesizers en arrangeren met computer en dergelijke. Vanuit Doetinchem was ik op een dag wel 5 uur reistijd kwijt. Ik heb wel op basis van één examen de twee diploma’s gekregen. De examinatoren van Rotterdam waren gewoon naar Utrecht gekomen. Ik was in Utrecht de laatste leerling die afgestudeerd is op het elektronische orgel. Er is voor mij niks mooier dan een ‘scheurende’ Hammond. Na de opleiding heb ik zo’n 12 jaar les gegeven in orgel en keyboards in Uithoorn en nog een tijdje in Hoofddorp.”
„Vanuit Doetinchem was ik op een dag wel 5 uur reistijd kwijt”
Wie uit de muziekwereld zijn grote of kleinere inspiratoren voor je geweest om het pad van de muziek te kiezen?
„Dat zijn er een heleboel. Te beginnen met Johann Sebastian Bach, dat is mijn nummer één. Hij heeft hele mooie stukken geschreven, maar het allermooiste stuk blijft de Matthäus-Passion. Als ik eerste tonen hoor krijg ik al abrupt kippenvel. Het is zo’n magisch stuk. Ik vind het wel leuk om bij een uitvoering de bladmuziek mee te lezen en zachtjes een baslijntje mee te zingen. Het is een stuk waar alles in zit, er zit passie in, verdriet, tederheid, af en toe lichtvoetig. Ik vind het echt het allermooiste stuk wat er is. De volgende is mijn grote held James Taylor, waarin ik inspiratie vind als songwriter. Hij heeft een hele mooie stem. Ik houd niet van hoge schreeuwende muzikanten, ik houd juist van mensen met een warme persoonlijke stem. Dat heeft Karen Carpenter bijvoorbeeld ook, ik houd van dat soort stemmen. Het zijn mijn favoriete vocalisten James Taylor aan de mannenkant en Karen Carpenter aan de vrouwenkant, die kunnen met zoveel warmte zingen. Ennio Morricone is ook een held van mij, de melodie van Gabriel’s theme uit The Mission is al meer dan 15 jaar mijn ringtone. Ik noem nog even Riccardo Cocciante, veel Nederlandse artiesten zingen zijn liedjes, maar niemand doet het met zoveel passie en kwetsbaarheid als Riccardo zelf, vind ik.”
„Ik houd niet van hoge schreeuwende muzikanten, ik houd juist van mensen met een warme persoonlijke stem.”
Je leidt een aantal koren. Wat maakt nu het verschil tussen het ene en andere koor?
„Ik heb er inmiddels vijf. Het zijn echt allemaal verschillende koren. Ik heb in Amersfoort een koor waar ik Nederlandstalig doe, dat begeleid ik zelf met eigen arrangementen in plaats van het origineel. Ik doe daar bijvoorbeeld ‘Liefs uit Londen’ in een rumba-versie, de ‘Wandelclub’ in boogiewoogie stijl een swing-achtige versie, van ‘15 miljoen mensen’ heb ik een samba-versie gemaakt. Bij dat koor moet ik het allemaal een beetje anders doen. Soms moet je het niet doen. Bijvoorbeeld met ‘Voor haar’ van Frans Halsema heb ik dat niet gedaan. Van ‘Mag ik dan bij jou’ heb ik een mooi jazz-arrangement gemaakt. Op dinsdag doe ik hier in Sam Sam de evergreens uit de jaren 60, 70 en 80 in alle talen met het overdagkoor ‘Zoetgevooisd’. Het zijn allemaal liedjes die bijna iedereen kent. Ik ben muzikaal gezien een omnivoor. Op woensdagavond heb ik bij muziekvereniging Prins Bernhard, hier in Apeldoorn. Een echt ambitieus popkoor ‘Powerpop’ en op donderdagavond heb ik ‘Klinkt goed’, Nederlandstalig, laagdrempelig, maar wel stevig. En net begonnen met een ambitieus koortje van 12-13 mensen begonnen, die moeten er in 1 tot 2 weken een meerstemmig arrangementje doorheen kunnen jagen, qua repertoire beetje een mix van alle andere koren. Arrangeren heb ik in de praktijk geleerd door het te doen. Ik hoor wel eens zeggen als dirigent ben je goed, maar als arrangeur ben je beter.”
„Ik hoor wel eens zeggen als dirigent ben je goed, maar als arrangeur ben je beter.”
Bestaat er, zoals je overal hoort, ook een chronisch tekort aan mannen?
„Bij ‘Zoetgevooisd’ momenteel nog wel, ik heb er nu twee en ook bij het kleine koortje kan ik er nog wel een man bij hebben. Bij de andere koren heb ik best een redelijk aantal mannen. Maar mannen zijn wel het moeilijkste te krijgen.”
Wat is je diepste motivatie om te doen wat je doet?
„Ik kan een heel makkelijk antwoord geven, ik kan niks anders. Ik ben blij dat ik volgend mag vieren dat ik al 30 jaar van de muziek kan leven en daar ben ik trots op. Ik ben niet echt handig, totaal ongeschikt voor de horeca en ik mag doen waar ik goed in ben.”
Wat zijn voor jou nog uitdagingen waar je nog niet aan toe gekomen bent?
„De reden dat ik liedjes ben gaan schrijven is de ultieme droom om een hit te scoren. Dat is niet gelukt, ik heb leuke contacten opgedaan en overal aan geroken hoe het werkt. Een keer bijna bij het songfestival gezeten, niet omdat het zo briljant was, maar de contacten bepalen het succes. Ik zou met één hitje al tevreden zijn geweest. Als je ergens bent en je hoort dat iemand jouw deuntje fluit, dan geeft dat een gevoel van waardering. Ik zou dat nog steeds wel willen om samen met andere van een liedje van mij een hitje te maken. De kans dat het gebeurt, is niet zo groot meer.”
„De reden dat ik liedjes ben gaan schrijven is de ultieme droom om een hit te scoren.”
Welke musici inspireren je vandaag de dag nog steeds?
„Ik houd heel erg van liedjes, tegenwoordig hoor je meer producties dan liedjes. Mooi geproduceerd maar John Lennon zei al als je een liedje de volgende dag niet meer weet is het waarschijnlijk geen goed liedje. Ik vind dat een liedje ook op de piano goed moet klinken. De eerste waar ik echt fan van was, was Gerry Rafferty, het grappige is, die draai ik nu weer heel veel, een soort nostalgie. Omdat ik in februari naar Carré ga, draai ik weer veel Gilbert O’Sullivan. Die heeft hele mooie, poëtische liedjes geschreven met mooie melodieën zoals ‘Nohing rhymed’. Weet je waar ik een hekel aan heb? Aan fade-out liedjes die zo langzaam wegsterven, dat vind ik muzikale armoede. Soms kan het maar het moet wel bij het liedje passen. De Beatles horen en uiteraard ook bij, met ‘Penny Lane’ als mijn favoriete nummer. En Stef Bos, Frank Boeijen, Rob de Nijs, Frans Halsema, Paul de Leeuw, Alex Roeka en zo zijn er nog meer.”
„De Beatles horen en uiteraard ook bij, met ‘Penny Lane’ als mijn favoriete nummer.”
Comments